Vrijspraak Wilders, een rechterlijke dwaling.

Zo 14 Augustus 2011 09:10 | Wouter ter Heide. | 3248 keer bekeken | 0 reacties | 0 x aanbevolen | Artikel voorlezen

 

Op een symposium ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de studievereniging JFAS (‘Juridische Faculteit der Amsterdamse Studenten’), hield op 18 april jongstleden de president van het gerechtshof Amsterdam, mr. L. Verhey, een lezing met als titel ‘De dwalende rechter’. (http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Amsterdam/Nieuws/Documents/Rechterlijke%20dwalingen%20Leendert%20Verheij.pdf)
Als voorbeelden van rechterlijke dwalingen wees hij daarin wel op de zaak-Lucia de Berk en de zaak-Ina Post, maar niet op de zaak-Geert Wilders, het strafproces dat nooit gevoerd had mogen worden.
Niet omdat een politicus zich niet hoeft te verantwoorden voor zijn uitlatingen, maar voor die verantwoordingsplicht is niet de rechtszaal maar de Tweede Kamer in het leven geroepen.
De smeltkroes van opvattingen, die allen draaien om de vraag: hoe de rechtvaardige samenleving in het vizier te krijgen. De realisatie daarvan vraagt van elke partij zelfreflectie en zelfkritiek en de moed haar opvattingen openlijk ter discussie te stellen. Met als doel het gemeenschappelijk overbruggen van tegenstellingen in het belang van het algemeen.
Zolang de PVV aan zelfreflectie en zelfkritiek geen enkele boodschap heeft en de moed ontbeert eigen opvattingen (in het bijzonder over de islam als politieke ideologie) openlijk ter discussie te stellen, zal dat doel geblokkeerd blijven.
De blokkade die doorbroken had kunnen worden indien de Amsterdamse rechtbank Wilders niet had vrijgesproken (een rechterlijke dwaling, omdat het in wezen geen strafzaak was), maar op het idee was gekomen zijn democratische nieren te proeven. En wel door hem op te roepen zich in alle openheid publiekelijk uit te spreken over het gegeven dat tegenspraak (bij de gratie waarvan de democratie leeft, maar die Wilders niet duldt) ons verder brengt. Media genoeg die hem daarin ter wille zullen zijn.
Bron: De Stentor, 11 augustus.